Infectiezieken hebben geen respect voor ouderen. Leeftijd geeft helaas geen bescherming tegen aandoeningen zoals waterpokken, mazelen, bof of kinkhoest. Dergelijke aandoeningen worden ‘kinderziekten’ genoemd omdat ze zich vroeger voornamelijk bij kleuters voordeden. Tot voor kort waren kinderziekten niets ongewoons. Vrijwel alle kinderen kregen ze. En daarbij ontwikkelden zich in hun organisme antistoffen, die levenslange immuniteit (onvatbaarheid) gaven tegen hernieuwde aanvallen van het virus. Doordat vele kleuters tegenwoordig ingeënt worden tegen een aantal kinderziekten doen deze aandoeningen zich nog maar zelden bij hen voor.
De onschuldig klinkende verzamelnaam ‘kinderziekten’ doet overigens niet vermoeden dat ze juist voor volwassenen veel bedreigender zijn dan voor kinderen. Neem bijvoorbeeld de bof. Tussen het vijfde en vijftiende jaar blijkt de mens de sterkste weerstand tegen deze virusinfectie te hebben. Bij degenen die dan de bof krijgen, zijn de symptomen gewoonlijk gering. Maar bij volwassenen is de ziekte meestal veel ernstiger van aard en van veel langere duur: een maand is geen uitzondering. De bof kan dan gepaard gaan met andere ontstekingen waardoor bij mannen permanente onvruchtbaarheid kan ontstaan.